Nieuws
Automobilist botst achterop lesauto waarvan motor bij optrekken afslaat. Geen eigen schuld van lesauto omdat er rekening mee moet worden gehouden dat auto’s en dus ook lesauto’s soms afslaan.
Uitspraak
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/641421 / HA RK 22-709
Beschikking van 20 oktober 2022
in de zaak van
1. [naam verzoeker 1],
wonende te [woonplaats 1],
2. [naam verzoeker 2],
wonende te [woonplaats 2],
verzoekers,
advocaat mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel (België),
verweerster,
advocaat mr. H.A. Kragt te Arnhem.
Verzoekers worden hierna gezamenlijk [verzoekers] en ieder afzonderlijk [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] genoemd. Verweerster wordt hierna Allianz genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
–
het verzoekschrift, ontvangen op 14 juli 2022, met producties;
–
het verweerschrift, met producties;
–
de oproepingsbrief van de rechtbank van 27 juli 2022;
–
de brief van [verzoekers] van 15 september 2022, met aanvullende producties;
–
de mondelinge behandeling op 22 september 2022.
2. De feiten
2.1.
Op 24 september 2021 zijn [verzoekers] een ongeval overkomen tijdens een autorijles die [naam verzoeker 2] kreeg van haar rijinstructeur [naam verzoeker 1].
2.2.
[verzoekers] stonden in de lesauto, een Volkswagen Golf, stil voor het rode verkeerslicht aan het eind van de afrit Tiel-West van de A15 in de richting van Rotterdam, om rechtsaf te slaan. Daarachter stond [naam 1] (hierna: [naam 1]) in zijn Ford Focus ook stil te wachten voor het verkeerslicht.
2.3.
Het verkeerslicht sprong op groen en [naam verzoeker 2] heeft de lesauto langzaam op laten trekken. De motor sloeg na enkele meters te hebben gereden af en de lesauto viel daarbij stil. De lesauto bevond zich op dat moment nog niet in de bocht naar rechts. [naam 1] heeft zijn auto ook laten optrekken en is vervolgens achterop de lesauto gereden.
2.4.
[naam 1] heeft na het ongeval aan de assurantietussenpersoon over de toedracht van het ongeval het volgende verklaard:
“De lesauto die stond voor mij tijdens het rooie stoplicht, toen deze op groen sprong reed de auto ongeveer 1,5/2 meter max en viel toen spontaan uit waardoor men volop de rem ging en uiteindelijk als resultaat dat ik de achterkant raakte. Iedereen had zijn gordel om gelukkig en niemand was gewond of/ets dergelijks.”
2.5.
De auto van [naam 1] was ten tijde van het ongeval op grond van de wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij Allianz.
2.6.
Allianz heeft bij e-mailbericht van 16 december 2021 de aansprakelijkheid voor de schade van [verzoekers] als gevolg van het ongeval erkend.
2.7.
In opdracht van Allianz heeft Ongevallen Analyse Nederland (hierna: OAN) een ‘delta v onderzoek’ verricht. [naam 2] van OAN heeft zijn bevindingen naar aanleiding van het onderzoek opgenomen in een rapport van 12 maart 2022. In het rapport van OAN is, voor zover hier relevant, het volgende bepaald:
“Uit een reconstructie van de impact en daarbij behorende berekening, waarbij gebruik wordt gemaakt van de resultaten van zo goed mogelijk vergelijkbare botsproeven, blijkt dat de passagier rechtsvoor in de Volkswagen een delta v heeft ondergaan van circa 7.2 tot 11,2 km/uur. De daarbij behorende gemiddelde voertuigversnelling bedroeg 1,8 tot 3,5 g. De inzittende bewoog ten opzichte van het voertuiginterieur in eerste instantie ongeveer recht naar achter. Uit onderzoek (verricht door EuroNCAP en Thatcham bij delta’s v van ongeveer 16 en 24 km/uur) blijkt dat de voorstoelen van de Volkswagen een goede bescherming bieden tegen het ontstaan van letsel.”
2.8.
Allianz heeft de materiële schade van de lesauto volledig vergoed.
2.9.
[naam verzoeker 1] heeft op 5 oktober 2021 en 16 december 2021 de huisarts bezocht vanwege pijnklachten in de nek, rug en hoofd. Van 11 oktober 2021 tot en met 30 december 2021 is hij behandeld door een fysiotherapeut. Vanaf 7 januari 2022 is hij enige tijd behandeld door een andere fysiotherapeut.
2.10.
[naam verzoeker 2] heeft op 30 september 2021, 8 oktober 2021 en 21 februari 2022 de huisarts bezocht vanwege pijnklachten in de nek, schouders en hoofd. Van 14 oktober 2021 tot en met 3 januari 2022 is zij behandeld door een fysiotherapeut.
3. Het geschil
3.1.
[verzoekers] verzoeken – na wijziging van het verzoek – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht te verklaren dat de verzekerde van Allianz, [naam 1], onrechtmatig jegens [verzoekers] heeft gehandeld in verband met het verkeersongeval dat zich op 24 september 2021 heeft voorgedaan;
voor recht te verklaren dat er geen sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van [verzoekers], althans dat er in mindere mate sprake is van eigen schuld dan volgens Allianz het geval is, en in goede justitie in dat geval die mate van eigen schuld vast te stellen;
Allianz te veroordelen in de verdere kosten van het deelgeschil ad € 2.159,85.
3.2.
Allianz concludeert tot afwijzing van de verzoeken.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
4. De beoordeling
Geschikt voor deelgeschil?
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het verzoek van [verzoekers] geschikt is voor behandeling in een deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv en daarmee of [verzoekers] ontvankelijk zijn in hun verzoeken.
4.2.
[verzoekers] baseren hun verzoeken op artikel 1019w Rv. Dit artikel geeft, indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, ieder van hen de mogelijkheid om de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gezien het bepaalde in artikel 1019z Rv wordt het verzoek afgewezen voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren.
4.3.
Volgens Allianz is de zaak om twee redenen niet geschikt voor behandeling in een deelgeschil. Ten eerste hebben [verzoekers] niet, althans onvoldoende, aangetoond dat sprake is van letselschade. En voor zover door de rechtbank wordt aangenomen dat [verzoekers] letsel hebben opgelopen, horen de verzoeken van [verzoekers] niet in de deelgeschilprocedure thuis omdat de door [verzoekers] verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Allianz voert aan dat tot op heden in de schadeafwikkeling het causaal verband tussen het ongeval en de gestelde klachten en beperkingen door [verzoekers] niet is aangetoond en dat daarvoor nog nadere bewijslevering nodig is. Op dit moment bestaan daarom meerdere geschilpunten, zodat de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aldus Allianz.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat de zaak geschikt is voor de behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv. Het volgende is daartoe van belang.
Letsel?
4.5.
Uit de door [verzoekers] in de procedure gebrachte medische informatie volgt dat sprake is van letsel dat valt onder het toepassingsbereik van de deelgeschilprocedure. Uit deze medische informatie blijkt dat [verzoekers] na het ongeval allebei klachten hebben ontwikkeld en zich daarom onder behandeling hebben laten stellen. [naam verzoeker 1] heeft zich vanwege pijnklachten in de nek, rug en hoofd gewend tot de huisarts en fysiotherapeuten (zie 2.9). [naam verzoeker 2] heeft zich vanwege pijnklachten in de nek, schouders en hoofd eveneens gewend tot de huisarts en fysiotherapeut (zie 2.10).
Meerdere geschilpunten?
4.6.
De door [verzoekers] verzochte beslissing kan ook bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Duidelijk is dat er tussen partijen een impasse bestaat als het gaat om de vraag of sprake is van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW. Duidelijk is ook dat partijen na een oordeel over dit geschilpunt nog nadere stappen moeten zetten alvorens zij een vaststellingsovereenkomst zullen kunnen sluiten, bijvoorbeeld ter vaststelling van het causaal verband en de schade. Een oordeel over voormeld geschilpunt over de eigen schuld leidt daarom dan wel niet tot beslechting van het volledige geschil tussen partijen, maar kan wel een bijdrage leveren aan het vlot trekken van de onderhandelingen die uiteindelijk kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. In dit oordeel is ook meegewogen dat de schadeafwikkeling tot aan deze procedure voornamelijk vastliep op de vraag of al dan niet sprake is van eigen schuld.
Verzoeken [verzoekers]
4.7.
De rechtbank komt nu toe aan de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken. [verzoekers] verzoeken onder a) om voor recht te verklaren dat de verzekerde van Allianz, [naam 1], onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. [verzoekers] verzoeken onder b) om voor recht te verklaren dat er geen sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van [verzoekers] en onder c) om Allianz te veroordelen in de verdere kosten van het deelgeschil ad € 2.159,85.
Ad a. Aansprakelijkheid
4.8.
De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank is met Allianz van oordeel dat [verzoekers] geen belang hebben bij toewijzing van dit verzoek als bedoeld in artikel 3:303 BW. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het onrechtmatig handelen van [naam 1] al erkend (zie 2.6). De aansprakelijkheid is daarmee geen geschilpunt meer tussen partijen.
Ad b. Eigen schuld
4.9.
Allianz erkent de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval, maar stelt zich op het standpunt dat zij slechts 50% van de schade hoeft te vergoeden omdat de schade deels een gevolg is van omstandigheden die aan [verzoekers] zelf dienen te worden toegerekend. Allianz voert als onderbouwing van de vermeende eigen schuld van [verzoekers] aan dat de door [naam verzoeker 2] bestuurde auto tijdens het optrekken uitviel en spontaan stil viel, waardoor de kans op het ongeval is vergroot. Op grond van artikel 43 lid 2 RVV is het verboden om de auto op de rijbaan stil te laten staan. Het spontaan laten stilvallen van een auto heeft voor de achterligger een objectief gevaarzettend karakter. [naam verzoeker 2] heeft bovendien niet voldaan aan het binnen het verkeersrecht geldende vlotheidsbeginsel, aldus Allianz. Het gevaarzettend handelen valt eveneens aan [naam verzoeker 1] toe te rekenen omdat hij als rijinstructeur geldt als juridisch bestuurder van het voertuig.
4.10.
[verzoekers] vinden dat Allianz de volledige schade ten gevolge van het ongeval moet vergoeden en dat geen sprake is van eigen schuld aan hun zijde. Zij voeren aan dat het overige wegverkeer, en dus ook [naam 1], er rekening mee had moeten houden dat een auto soms uit stilstand voor een stoplicht niet vloeiend optrekt, maar dat een auto haperend optrekt of dat de motor afslaat. Dat komt ook bij niet-leswagens voor, maar zeker bij een lesauto geldt dat daarmee rekening moet worden gehouden en dat heeft [naam 1] niet althans onvoldoende gedaan.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat de schade niet een gevolg is van gevaarzettend handelen dan wel overige omstandigheden die aan [verzoekers] zelf dienen te worden toegerekend. Allianz heeft daartoe onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld. Van eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW is dan ook geen sprake. De rechtbank wijst het verzoek toe. Het volgende is daartoe van belang.
4.12.
Partijen zijn het in hoofdlijnen eens over de toedracht van het ongeval (zie 2.1 tot en met 2.3). De verklaring van [naam 1] (zie 2.4) heeft ter zitting tot vragen geleid aan de gemachtigde van Allianz. De gemachtigde heeft verklaard dat [naam 1] niet bedoelt dat hij zelf vol in de rem is gegaan. [naam 1] bedoelde volgens de gemachtigde dat de lesauto van [verzoekers] plotseling tot stilstand kwam alsof die lesauto zelf vol in de rem was gegaan. Tussen partijen is daarmee niet in geschil dat de motor van de lesauto afsloeg waardoor de lesauto plotseling stil kwam te staan, dat [naam 1] tegen zijn voorganger is gebotst terwijl deze nog maar net was opgetrokken, en dat geen van beide automobilisten heeft geremd.
4.13.
Dat de motor van een personenauto afslaat bij het optrekken vanuit stilstand voor een verkeerslicht komt met enige regelmaat voor. Dat kan met een gebrekkige beheersing van het voertuig of een verkeerd uitgevoerde schakelmanoevre te maken hebben, met weersomstandigheden (koude motor) of bijvoorbeeld met technische problemen van het voertuig, en het afslaan van de motor en de stilstand van het voertuig op de rijbaan is dan dus geen gevolg dat de bestuurder beoogde. [naam verzoeker 2] (noch [naam verzoeker 1]) heeft dan ook geen gevaarlijke situatie veroorzaakt waarvan haar rechtens een verwijt kan worden gemaakt. Vanwege het risico dat een voorganger haperend optrekt of dat diens motor afslaat, maar ook reeds omdat het ene voertuig nu eenmaal sneller optrekt dan het andere voertuig, moet iedere verkeersdeelnemer bij het optrekken vanuit stilstand voor een stoplicht, nauwlettend zijn wegrijdende voorganger in het oog houden en de eigen snelheid afstemmen op de snelheid van deze voorganger. En bij dat afstemmen van de eigen snelheid geldt dan ook nog dat alleen de auto die volgt ervoor kan zorgen – maar ook moet zorgen – dat wordt bewerkstelligd dat de onderlinge afstand tussen de voertuigen groter wordt dan tijdens de stilstand voor het stoplicht het geval was, en enige tijd blijft toenemen tot een onderlinge afstand die gelet op de snelheid van het voorste voertuig en het overige verkeer en de overige omstandigheden verantwoord is.
Het is in casu dus ook alleen [naam 1] rechtens te verwijten dat diens snelheid te groot, althans de onderlinge afstand tussen de beide voertuigen kennelijk te klein was, althans [naam 1] onvoldoende oplettend is geweest, om nog tijdig te kunnen remmen toen zijn voorganger tijdens het optrekken tot stilstand kwam. En voor [naam 1] was er nog wel extra reden om zijn snelheid bij het optrekken goed af te stemmen op zijn voorganger en deze wat tijd en ruimte te geven alvorens te volgen, nu zijn voorganger een als zodanig herkenbare lesauto betrof, waarvan in het algemeen bekend is dat zij dikwijls wat traag optrekken en dat de beheersing van het voertuig en de uitvoering van schakelmanoeuvres te wensen kunnen overlaten.
Ad c. Kosten deelgeschil
4.14.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure en daarbij ook de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Bij de begroting daarvan dient de rechtbank ook de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten dus redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.15.
De kosten voor dit deelgeschil bedragen volgens [verzoekers] € 2.159,85 (7 uur x uurtarief € 255,00 + 21% btw).
4.16.
Allianz stelt zich op het standpunt dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend en vindt dat een begroting achterwege moet blijven. Zij heeft geen (apart) verweer gevoerd tegen het aantal uren en het uurtarief.
4.17.
De kosten worden wel begroot. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het verzoek niet volstrekt onterecht en onnodig is ingesteld. De door [verzoekers] opgevoerde kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank redelijk. De kosten van het deelgeschil aan de zijde van [verzoekers] worden daarom begroot op € 2.159,85.
4.18.
De rechtbank veroordeelt Allianz als de aansprakelijke partij tot betaling van deze kosten aan [verzoekers]. Het griffierecht van € 1.301,00 dat [verzoekers] aan de rechtbank heeft moeten betalen moet daarbij nog worden opgeteld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat er geen sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van [verzoekers];
5.2.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 2.159,85 (inclusief btw) te vermeerderen met het door [verzoekers] betaalde griffierecht van € 1.301,00 en veroordeelt Allianz tot betaling daarvan aan [verzoekers].
5.3.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Geus en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.
[3070/638]
English
Sitemap
Privacy
Cookies
Toegankelijkheid
Vacatures
Publicatie datum: 10 maart 2023 15:12:44
Bron: Bekijk