Nieuws
School aansprakelijk voor ongeval met waxinelichtjes waarbij kleding 12-jarige leerling in brand vliegt.
2. De feiten
2.1.
Eisers zijn de ouders van [ X1 ] , die is geboren op [ geboortedatum ] 2006.
2.2.
Het Baken biedt in het Het Baken Park Lyceum onderwijs aan op mavo, havo en atheneum niveau.
2.3.
NN is – als rechtsopvolger van Reaal Schadeverzekeringen – de aansprakelijkheidsverzekeraar van Het Baken
2.4.
Op 21 december 2018 zat [ X1 ] in de eerste klas van de havo op het Het Baken Park Lyceum. Op die dag had [ X1 ] een kerstviering in zijn klas, waarbij door elke afzonderlijke leerling een waxinelichtje werd aangestoken. In totaal werden 23 waxinelichtjes aangestoken, waarvan er twee in de vensterbank zijn gezet. Toen [ X1 ] op enig moment naast de vensterbank stond vatte zijn kleding vlam.
2.5.
Nadat [ X1 ] op instructie van de mentor over de grond was gerold en het vuur was gedoofd, is hij met een ambulance naar het Flevoziekenhuis vervoerd en vandaar naar het Brandwondencentrum van het Rode Kruisziekenhuis in Beverwijk gebracht waar hij drie weken is opgenomen.
2.6.
[ X1 ] heeft tweede en derdegraads brandwonden opgelopen op zijn bovenrug, linkerflank, linkerbovenarm, linkerschouder, linkerhand, linkeroor, beide oksels en nek. Hij is op 4 januari 2019 voor het eerst geopereerd in verband met verschillende wonden die niet vanzelf herstelden. Hij is behandeld door een manueel therapeut/fysiotherapeut en later ook door een psycholoog.
2.7.
[ X1 ] staat jaarlijks onder controle van het Brandwondencentrum. Hij moet nog een huidtransplantatie ondergaan. Er is op dit moment geen medische eindsituatie bereikt.
2.8.
Bij brief van 25 februari 2019 heeft de advocaat van [ X2 ] Het Baken aansprakelijk gesteld voor de schade die bij het ongeval op 21 december 2017 is ontstaan. In een brief van 3 april 2019 antwoordde de advocaat van Reaal:
“Alles in overweging nemende, erken ik namens mijn opdrachtgever 50% aansprakelijkheid”.
3.
Het geschil
3.1.
[ X2 ] vorderen:
(i) Primair voor recht te verklaren dat Het Baken gehouden is om de door [ X1 ] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval dat hem is overkomen op 21 december 2018 volledig (100%) te vergoeden gelet op de reeds gedane erkenning van de aansprakelijkheid en het erkennen van het ontbreken van eigen schuld aan de zijde van [ X1 ] en dat NN op grond van artikel 7:954 lid I BW gehouden is de personenschade van [ X1 ] rechtstreeks aan [ X1 ] te vergoeden;
(ii) Subsidiair voor recht te verklaren dat Het Baken aansprakelijk is voor de door [ X1 ] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval dat hem is overkomen op 21 december 2018 en dat NN op grond van artikel 7:954 lid I BW gehouden is de personenschade van [ X1 ] rechtstreeks en volledig (100%) aan [ X1 ] te vergoeden;
(iii) Het Baken c.s. te veroordelen tot vergoeding van de schade van [ X1 ] , op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans de schade vast te stellen conform de wijze die de rechtbank het meest redelijk voorkomt;
(iv) Het Baken c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure ex artikel 237 lid I Rv, met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis in deze, en met verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn
3.2
Het Bakenc.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
4.1.
[ X2 ] stellen dat Het Baken onrechtmatig heeft gehandeld jegens [ X1 ] . Volgens [ X2 ] heeft Het Baken een gevaarlijke situatie laten ontstaan door tijdens de kerstviering twee brandende waxinelichtjes in de vensterbank van het klaslokaal van [ X1 ] te plaatsen. Ten gevolge van die gevaarlijke situatie is de kleding van [ X1 ] in brand gevlogen en heeft hij brandwonden opgelopen. [ X2 ] menen dat namens Het Baken aansprakelijkheid is erkend in de brief van de advocaat van Reaal van 3 april 2019 (geciteerd in 2.8.) en dat Het Baken (mede daarom) voor 100% aansprakelijk is voor de schade van [ X1 ] .
Het Baken c.s. betwisten dat Het Baken aansprakelijk is voor de schade van [ X1 ] . Zij brengen naar voren dat Reaal destijds niet bedoeld heeft de aansprakelijkheid te erkennen, maar dat zij zich gebonden achten aan de toezegging van de advocaat in de brief van 3 april 2019. Het Baken c.s. zijn daarom nog steeds bereid 50% van de schade te vergoeden.
toedracht
4.3.
Tussen partijen staat vast dat de toedracht van het ongeval in grote lijnen als volgt is geweest.
Tijdens de kerstviering op 21 december 2018 zijn er in de brugklas van Het Baken in totaal 23 of 24 leerlingen aanwezig met hun mentor. Een van de activiteiten is het door alle afzonderlijke leerlingen aansteken van een waxinelichtje voor iemand die hen dierbaar is.
De tafels van de leerlingen worden in carré-vorm gezet. Voor in de klas staat de tafel van de mentor. De waxinelichtjes staan klaar op deze tafel van de mentor. De leerlingen komen één voor één naar voren om hun waxinelichtje aan te steken. Als [ X1 ] aan de beurt is, zegt de mentor hem zekerheidshalve niet te dicht bij de waxinelichtjes te komen. Als alle waxinelichtjes door de leerlingen zijn aangestoken en branden, laat de mentor het grootste deel van deze waxinelichtjes (ongeveer zeventien stuks) op haar eigen tafel voor in het lokaal staan. De mentor verplaatst twee waxinelichtjes naar de vensterbank (een wandgoot met stopcontacten onder het raam, vlak boven de verwarming) aan de linkerkant van het lokaal. Daarnaast verplaatst zij (ongeveer) vier waxinelichtjes naar een hoge richel aan de rechterkant van het lokaal.
Na het ontbijt worden de tafels teruggezet. De mentor blaast zelf de waxinelichtjes op haar tafel uit. Op enig moment staat [ X1 ] bij de vensterbank met waxinelichtjes. Zijn kleding vat vlam. Als de mentor de vlammen ziet instrueert zij [ X1 ] over de grond te rollen om het vuur te doven. [ X1 ] wordt vervolgens gekoeld door verschillende BHV’ers, die ook een ambulance bellen.
toetsingskader
4.4.
Dat Het Baken door het gebruik van brandende waxinelichtjes enig risico heeft genomen, staat niet ter discussie. Daarmee wordt immers een situatie geschapen die gevaarlijk zou kunnen zijn. Maar niet elke gevaarzetting is onrechtmatig. Voor de beoordeling van de vraag of het scheppen van een gevaarlijke situatie onrechtmatig is heeft de Hoge Raad in het Kelderluik-arrest (ECLI:NL:HR: 1965:AB7079) het volgende toetsingskader gegeven:
“Alleen in het licht van de omstandigheden van het gegeven geval kan worden beoordeeld of en in hoeverre aan iemand die een situatie in het leven roept welke voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld, dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet zullen worden betracht en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen treft.
Daarbij dient te worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen”.
4.5.
In dit geval gaat het om een klaslokaal met een groep van 23 leerlingen van ongeveer 11 tot 13 jaar oud, waar in een vensterbank onder het raam, boven de verwarmingsradiatoren, 2 brandende waxinelichtjes zijn neergezet. De waxinelichtjes stonden niet in houdertjes en zij stonden niet op een veilige afstand van de leerlingen of op een plek die onbereikbaar was voor de leerlingen, maar op een plek waar zij heel dicht bij konden komen en dicht langs konden lopen. Na afloop van de kerstviering werd door de leerlingen opgeruimd en werden de tafels teruggeschoven. Daarbij liepen alle kinderen door elkaar door de klas.
In zo’n situatie kan worden verwacht dat leerlingen niet allen steeds even voorzichtig en oplettend zijn, ook al kennen kinderen in deze leeftijd het gevaar van vuur en brandende kaarsen en ook al zijn zij gewaarschuwd. Het is waarschijnlijk en er moet dus rekening mee worden gehouden dat jonge leerlingen zich tijdens het opruimen niet steeds bewust zijn van de aanwezigheid en het gevaar van een brandend waxinelichtje en dus niet steeds op veilige afstand daarvan blijven.
4.7.
Het aansteken vervulde een belangrijke functie bij het uitvoeren van een betekenisvolle opdracht: erover nadenken voor wie de leerlingen een kaarsje wilden aansteken. Maar deze functie rechtvaardigde het gevaar niet. Er waren immers andere manieren om de betekenis van deze opdracht te benadrukken.
hoe groot kans is dat daaruit ongevallen ontstaan
4.8.
De kans dat er een ongeluk ontstaat als een leerling niet voorzichtig of oplettend is in de nabijheid van brandende waxinelichtjes, is aanzienlijk. Wanneer iemand te dicht bij een brandend lichtje staat of te dicht langs een brandend waxinelichtje loopt, is de kans vrij groot dat zijn kleding vlam vat.
ernst van de gevolgen
4.9.
Als kleding vlam vat kunnen gevolgen zeer ernstig zijn. Brand in kleding kan zich immers snel uitbreiden en tot ernstige brandwonden leiden.
mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen
4.10.
Het nemen van veiligheidsmaatregelen – zonder afbreuk te doen aan de bedoeling van de ceremonie – was in dit geval heel eenvoudig. Er had kunnen worden gewerkt met elektrische lichtjes, de lichtjes hadden op een andere, onbereikbare plek kunnen worden geplaatst of er had een ander symbool kunnen worden gekozen om aan iemand te denken.
4.11.
Het Baken c.s. hebben er op gewezen dat het gebruik van brandende kaarsjes of waxinelichtjes in Nederland niet ongebruikelijk of verboden is, maar het feit dat iets niet verboden of niet ongebruikelijk is, betekent niet dat het in bepaalde omstandigheden niet onrechtmatig kan zijn. In dit geval zijn twee brandende waxinelichtjes zonder houdertjes neergezet op een plaats waar de leerlingen – doordat zij bezig waren met opruimen – heel dichtbij konden komen. Door twee brandende waxinelichtjes op deze plek te plaatsen en tegelijkertijd de leerlingen vrij door de klas te laten lopen heeft Het Baken onzorgvuldig gehandeld.
4.12.
De slotsom is dat is voldaan aan de Kelderluik-criteria en dat het plaatsen van waxinelichtjes in de vensterbank onder de hiervoor weergegeven omstandigheden onrechtmatige gevaarzetting is.
4.13.
Dat betekent dat de school aansprakelijk is voor de schade die [ X1 ] door het onrechtmatig handelen van Het Baken heeft geleden en nog zal lijden en dat NN gehouden is die schade rechtstreeks aan [ X1 ] te vergoeden. De vorderingen onder ii. en iii. zijn toewijsbaar met dien verstande dat de zaak zal worden verwezen naar de schadestaatprocedure. Bij die stand van zaken is geen belang bij toewijzing van de vordering onder i.
4.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Het Baken c.s. veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [ X2 ] tot op heden begroot op
Explootkosten EUR 13 1,18
Griffierecht EUR 314,00
Advocaatkosten EUR l . 196.00 (2 pt x tarief II)
Totaal EUR 1.641,18
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als in het dictum vermeld.
Publicatie datum: 10 oktober 2023 15:40:21
Bron: Bekijk